
Oude verontreinigingen
Op sommige de NAM-locaties is de bodem in het verre verleden verontreinigd geraakt bij mijnbouwwerkzaamheden. Zo’n verontreiniging is veelal ontstaan door morsingen van vloeistoffen uit een installatie of tijdens werkzaamheden zoals het boren van de gasput.
Vooral in de jaren 50, 60 en 70 van onze vorige eeuw was de kennis omtrent bodemverontreiniging veel minder dan nu. Inmiddels we weten veel beter wat de gevolgen van deze verontreinigingen in de bodem zijn en hoe we ze kunnen opruimen. Bovendien heeft de Nederlandse overheid in 1987 de Wet Bodembescherming aangenomen waarmee het vervuilen van de bodem gewoon verboden is geworden. Deze wet- en regelgeving regelt ook hoe omgegaan dient te worden met de verschillende historische verontreinigingen.
Opruimen
Niemand is blij met deze historische verontreinigingen. Het liefst zou je ze zo snel mogelijk willen opruimen. Het lastige aan deze mijnbouwlocaties is echter dat er een ‘mini-gaswin-fabriek’ bovenop staat. Saneren terwijl de fabriek draait, gaat niet. Alles zou afgebroken moeten worden, betonnen vloerplaten vernietigd, pijpleidingen uit de grond getrokken moeten worden. En daarna weer opgebouwd. In dat geval richt het opruimen juist extra milieuschade aan. Als de verontreiniging zit waar het zit en niet verder gaat, kiest de overheid ervoor om het te laten zitten tot het moment dat de gehele locatie opgeruimd wordt. Vergelijk het met een benzinestation: ook daar zit een verontreiniging, maar we breken niet elk jaar het tankstation af om de bodem te saneren.
Nieuwe verontreinigingen (volgens de wet na 1-1-1987) worden direct opgeruimd en oude verontreinigingen (volgens de wet voor 1987) worden risicogericht aangepakt.
Op te ruimen locaties
De NAM heeft een lijst met op te ruimen locaties. In 2017 zijn de eerste stappen gezet om de eerste locaties in Zuid-Drenthe bijvoorbeeld op te ruimen. De eerste stap is altijd om de putdelen te verwijderen. Daarvoor is een boortoren nodig. Een boortoren boort, maar een boortoren kan ook de putdelen uit de ondergrond trekken. Daarna wordt een tijdlang gemonitord of het gat naar het gasveld degelijk is afgesloten. Als dat het geval is, dan kunnen de bovengrondse delen verwijderd worden, de betondelen verwijderd worden en de pijpleidingen weggehaald worden. Tot slot zal de grond een flinke saneringsbeurt krijgen. En uiteindelijk leveren we de locatie weer op aan de rechtmatige eigenaar zoals wij het tientallen jaren geleden in bruikleen kregen.
Meer over Bodemreiniging de NAM-locaties
Bodembescherming: het voorkomen van verontreininging
Met de inwerkingtreding van de Wet bodembescherming 1987 is het veroorzaken van bodemverontreiniging verboden. Dit wordt het zorgplichtbeginsel genoemd: iedereen die handelingen verricht waardoor de bodem kan verontreinigen moet maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om dit te voorkomen.
Nieuwe verontreinigingen
Gedurende de bedrijfsvoering van de NAM mag de bodem niet verder verontreinigd raken. De wettelijke verplichting tot de zorg voor de bodem is vastgelegd in artikel 13 van de Wet bodembescherming. Veelal is de provincie het bevoegd gezag bij bodemverontreinigingen.
Saneren van locaties
Om te kunnen saneren, moeten we weten wat er schoongemaakt moet worden. De grootste bronnen van bodemverontreinigingen van de NAM-locaties zijn de volgende: